WETSVOORSTEL WIJZIGING VAN BOEK 6 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK IN VERBAND MET HET VERKORTEN VAN DE WETTELIJKE BETAALTERMIJN TOT 30 DAGEN

Op 16 maart 2021 is een wetsvoorstel voor een wijziging van artikel 6:119a lid 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verkorten van de wettelijke betaaltermijn tot 30 dagen bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel regelt dat grote ondernemingen met mkb-ondernemingen (kleine zelfstandigen inbegrepen) geen langere betaaltermijnen kunnen overeenkomen dan 30 dagen. Dit ziet op de situatie dat de grote onderneming handelt als afnemer en de mkb-onderneming als leverancier en schuldeiser van de grote onderneming.

Achtergrond

De achterliggende reden is dat mkb-ondernemingen zich vaak in een afhankelijke relatie tot grote ondernemingen bevinden waardoor ze geen gelijkwaardige onderhandelingspositie hebben. Mkb-ondernemingen stemmen vaak in met een betaaltermijn die langer is dan zij eigenlijk wensen en tegelijkertijd moeten ze voor voldoende liquiditeit zorgen. Hierdoor komt hun financiƫle positie onder druk te staan. De economische situatie als gevolg van het coronavirus heeft deze afhankelijke positie zichtbaar gemaakt (zie voor meer juridische berichtgeving omtrent het coronavirus ook de coronablog). Het verkorten van de maximale betaaltermijn van 60 naar 30 dagen is bedoeld om het mkb beter te beschermen.

Uitkomst

Dit wetsvoorstel geldt alleen voor grote ondernemingen die in de hoedanigheid van afnemer een overeenkomst met een mkb-onderneming in de hoedanigheid van leverancier hebben gesloten. Onder mkb vallen in dit wetsvoorstel (net als in de huidige regeling) middelgrote, kleine en micro-ondernemingen. Het huidige artikel 6:119a lid 6 BW sluit bij het maken van voornoemd onderscheid tussen mkb- en grote ondernemingen aan bij het jaarrekeningenrecht zoals dat in de artikelen 2:395a tot en met 2:398 van het Burgerlijk Wetboek is uitgewerkt.

Het wetsvoorstel bepaalt dat wanneer partijen een betaaltermijn van langer dan 30 dagen afspreken, deze afgesproken betaaltermijn nietig is. Dan geldt van rechtswege een betaaltermijn van 30 dagen. Deze nietigheidsgrond wordt in het reeds bestaande artikel 6:119a lid 6 BW geregeld. Indien de grote ondernemingen na meer dan 30 dagen een ingediende factuur betalen, dan zijn zij van rechtswege de wettelijke handelsrente verschuldigd over de termijn die de 30 dagen overschrijdt.

Voor meer informatie verwijs ik u naar memorie van toelichting van het wetsvoorstel.

Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen met:

terug