Verbod op ipso facto-clausule onder de WHOA

Op 1 januari 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (hierna: WHOA) in werking getreden (lees hierover ook dit nieuwsbericht). De WHOA maakt het voor een onderneming die in financieel zwaar weer verkeert makkelijker om met haar schuldeisers en aandeelhouders rond de tafel te gaan zitten en afspraken te maken om haar schuldenlast te verlichten. De WHOA biedt in dat kader verschillende instrumenten om het proces te bevorderen en om de belangen van de verschillende betrokkenen te beschermen.

Eén van die instrumenten is het verbod op een zogenaamde ipso facto-clausules, zoals opgenomen in artikel 373 lid 3 Faillissementswet. Een ipso facto-clausule is een contractuele bepaling, op basis waarvan de wederpartij van de schuldenaar bij het intreden van bepaalde gebeurtenissen bepaalde bevoegdheden toebedeelt krijgt. Een dergelijke gebeurtenis kan bijvoorbeeld de verlening van surseance van betaling aan of de faillietverklaring van de schuldenaar zijn. Een ipso facto-clausule is onder andere vaak terug te zien in algemene voorwaarden, huurovereenkomsten en financiële overeenkomsten.

Om te voorkomen dat de continuïteit van de onderneming tijdens een WHOA-traject in gevaar komt door het wegvallen van waardevolle overeenkomsten, bepaalt artikel 373 lid 3 Faillissementswet dat bepalingen die een (automatisch) contractueel rechtgevolg verbinden aan het openen van een akkoordprocedure of aan gebeurtenissen of handelingen die daarmee verband houden, geen gevolg zullen hebben. Bepalingen die een contractspartij de bevoegdheid geven om de overeenkomst te wijzigen, zijn eigen nakoming op te schorten of om de overeenkomst te ontbinden op het moment dat een schuldenaar een WHOA-traject start, een afkoelingsperiode wordt afgekondigd of een herstructureringsdeskundige wordt aangewezen, zijn dus onwerkzaam.

De voortzetting van de onderneming tijdens de voorbereiding van en onderhandelingen over het akkoord is van belang voor een succesvolle herstructurering van de onderneming. Het passeren van de contractsvrijheid van partijen en het belang van de wederpartij om zich aan een overeenkomst met een schuldenaar die in financieel zwaar weer verkeerd te onttrekken, wordt door de wetgever gerechtvaardigd geacht, omdat de wederpartij na de homologatie van het akkoord een debiteur krijgt die weer financieel gezond is.

Of een wederpartij uiteindelijk ook een financieel gezonde debiteur tegenover zich krijgt nadat deze een WHOA-traject gestart heeft, valt nog te bezien. Uit het verslag dat de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid dat zij op 7 november 2022 heeft uitgebracht (voor het verslag klik hier) blijkt uit vraag 460 dat tot begin oktober 2022 bij de griffie van de rechtbanken 260 zogenaamde startverklaringen gedeponeerd zijn. Een kleine 8% van deze gestarte trajecten (twintig in totaal) heeft tot een gehomologeerd akkoord geleidt.

Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen met:

terug