Na weigering passende functie geen recht op beëindigingsvergoeding

Recentelijk oordeelde het Gerechtshof Amsterdam dat een werknemer geen aanspraak kon maken op een uit het Sociaal Plan voortvloeiende beëindigingsvergoeding omdat hij een redelijk aanbod tot het verrichten van een passende functie had afgewezen.

In deze zaak had de werkgever aan de werknemer per brief meegedeeld dat zijn functie met ingang van 1 februari 2015 kwam te vervallen. Per die dat datum zou de werknemer dan ook boventallig worden verklaard, tenzij hij voordien een andere passende functie zou accepteren. Voorts werd aan hem meegedeeld dat vanaf 1 december 2014 een pre-boventalligheidsperiode voor hem gold en dat het Sociaal Plan van toepassing was. Gedurende deze pre-boventalligheidsperiode kon de werknemer kiezen uit twee mogelijkheden, te weten (i) directe beëindiging van de arbeidsovereenkomst of (ii) werkbegeleiding.  Indien de werknemer koos voor optie (i), dan kwam hij in aanmerking voor een beëindigingsvergoeding op basis van de neutrale kantonrechtersformule (C=1). Dit zou voor de desbetreffende werknemer neerkomen op een vergoeding ter hoogte van EUR 134.770,09 bruto. Het dienstverband zou in dat geval op verzoek van de werknemer na afloop van de pre-boventalligheidsperiode eindigen, hetgeen zou worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Tevens moest de werknemer bij vaststellingsovereenkomst afzien van zijn aanspraak op werkbegeleiding en uitkering conform de Werkloosheidswet.

Op 31 december 2014 laat de werknemer, refererend aan het Sociaal Plan, per e-mail  aan zijn werkgever weten dat hij kiest voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de beëindigingsvergoeding. De werkgever weigert vervolgens om de beëindigingsvergoeding te betalen, waarna de werknemer een procedure start.

Het Hof stelt vervolgens de werkgever in het gelijk omdat de werknemer redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat hij alleen recht zou hebben op een beëindigingsvergoeding indien er was voldaan aan de in het Sociaal Plan gestelde voorwaarden. Het Hof kende hierbij gewicht toe aan het feit dat de werkgever in de voornoemde brief expliciet had verwezen naar het Sociaal Plan. In het Sociaal Plan stond dat een werknemer van wie de arbeidsplaats vervalt verplicht is om een redelijk aanbod tot het verrichten van een passende functie te accepteren, bij gebreke waarvan hij geen recht heeft op de aanspraken uit het Sociaal Plan.  Hieraan was echter niet voldaan omdat de werknemer, ruim vóór de datum waarop hij boventallig zou worden, een redelijk aanbod voor een andere passende functie voor één jaar had afgewezen omdat hij al een betrekking elders had geaccepteerd.  Volgens het Hof was en is die keuze zijn eigen verantwoordelijkheid en komen de daarmee gepaard gaande gevolgen ook voor eigen rekening. De werknemer kon aldus geen aanspraak maken op de beëindigingsvergoeding.

In het licht van het voorgaande strekt het tot aanbeveling om in alle schriftelijke communicatie met de werknemer omtrent zijn (eventuele) boventalligheidsverklaring duidelijk te wijzen op de toepasselijkheid van het Sociaal Plan en de daarin (additioneel) gestelde voorwaarden.

Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen met:

terug