Ziek door te hoge werkdruk: recht op schadevergoeding?

Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 8 september 2022 aan een werkneemster met een burn-out een schadevergoeding toegekend ter hoogte van EUR 28.155,36 bruto [1]. De werkneemster in kwestie was sinds 1 september 2007 als verzorgende werkzaam in een woonzorgcentrum voor ouderen waar zij, uitsluitend/voornamelijk gedurende de nachtelijke uren, zorgtaken verrichtte. Deze zorgtaken verrichtte zij aanvankelijk samen met een zorghulp. Vanaf juni 2016 diende zij deze zorgtaken alleen te verrichten, zonder zorghulp. Door de hieruit voortvloeiende hoge werkdruk werd de werkneemster ziek. Hervatting van de eigen werkzaamheden bleek niet mogelijk. Na 104 weken ziekte heeft de werkgever toestemming verzocht en verkregen (van het UWV) voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst is na opzegging op 1 november 2021 geëindigd.

De werkneemster heeft in eerste aanleg verzocht om onder andere een billijke vergoeding ter hoogte van EUR 78.000 bruto, te vermeerderen met een bedrag van EUR 10.000 netto als immateriële schadevergoeding (althans (subsidiair) te vermeerderen met een aanvullende billijke vergoeding van EUR 10.000 bruto) en een vergoeding voor de juridische kosten ter hoogte van EUR 8.000 exclusief BTW. Volgens de werkneemster is immers sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De werkneemster stelt hiertoe dat, hoewel zij de zware werkbelasting herhaaldelijk heeft aangekaart, de werkgever niet tijdig heeft ingegrepen.

Het hof kent geen billijke vergoeding toe. De hoge drempel, om te voldoen aan de eis van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, wordt volgens het hof niet gehaald. Het hof kent echter wel een schadevergoeding toe omdat de werkgever haar zorgplicht zoals omschreven in artikel 7:658 lid 1 BW niet is nagekomen. Daartoe overweegt het hof onder andere dat de werkgever onvoldoende maatregelen heeft genomen om de overbelasting van de werkneemster te voorkomen. Dit terwijl volgens het hof uit de feiten en omstandigheden volgt dat de werkbelasting te hoog was. Met betrekking tot het causaal verband tussen het niet in acht nemen van de zorgplicht door de werkgever en de burn-out overweegt het hof dat er ruim voldoende aanknopingspunten zijn die de conclusie rechtvaardigen dat de werkbelasting een overwegende rol heeft gespeeld bij het uitvallen van de werkneemster. De stelling van werkgever dat de burn-out zou wortelen in de individuele persoon van de werkneemster dan wel te wijten zou zijn aan haar persoonlijke omstandigheden is volgens het hof onvoldoende onderbouwd.

Bij de begroting van de toegekende schadevergoeding acht het hof het redelijk om een periode van inkomensverlies van drie jaar in aanmerking te nemen. De vordering tot vergoeding van immateriële schadevergoeding en daadwerkelijke gemaakte advocaatkosten zijn volgens het hof onvoldoende onderbouwd. Ook de gevorderde pensioenschade wordt afgewezen.

Opmerkelijk is dat het hof geen aanleiding ziet om een billijke vergoeding toe te kennen nu geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid, maar desondanks aanleiding ziet om schadevergoeding toe te kennen op basis van een schending van de zorgplicht. Wilt u meer weten over de op de werkgever rustende zorgplicht in het geval van een hoge werkdruk of in algemene zin, dan horen wij het graag.

[1] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 8 september 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3119

Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen met:

terug