News
Het te verwachten arbeidsmarktbeleid in de nieuwe regeringsperiode
Aanleiding
Dat het thema ‘arbeidsmarktbeleid’ hoog op de politieke agenda staat is niet verassend. In begin 2020 concludeerde de Commissie Borstlap in het rapport ‘In wat voor land willen wij werken? Naar een nieuw ontwerp voor de regulering van werk’ nog dat de verschillen tussen vaste werknemers, flexwerkers en zzp’ers te groot zijn geworden en dat het arbeidsmarktbeleid en de sociale zekerheid zich meer moet richten op werkenden in plaats van werknemers. Daarnaast heeft de coronacrisis die kort daarop volgde de conclusies van het rapport blootgelegd. Relatief veel flexwerkers en zzp’ers verloren hun werk en maakten vaak geen aanspraak op de bestaande sociale vangnetten, als gevolg waarvan het kabinet tijdelijk inkomensondersteuning heeft geboden in de vorm van tijdelijke overbruggingsregelingen.
Arbeidsmarktbeleid in de verkiezingsprogramma’s van VVD en D66
Het kern van het nieuwe kabinet zal naar verwachting worden gevormd door twee liberale partijen: VVD en D66. De partijen zijn het op het gebied van arbeidsmarktbeleid over een aantal belangrijke punten eens. Zo willen beide partijen:
- de loondoorbetaling bij ziekte voor kleine werkgevers verkorten van twee naar één jaar;
- een basisarbeidsongeschiktheidsverzekering en goede toegang tot pensioen voor zelfstandigen;
- een hoger minimumloon, zodat werken ook voor de lagere inkomens meer loont;
- een hogere WW-uitkering direct na baanverlies gevolgd door een stapsgewijze verlaging, zodat het inkomensverlies bij ontslag beperkt wordt en het vinden van nieuw werk gestimuleerd wordt;
- dat er meer aandacht komt voor de scholing van werkenden door inzet van individuele ontwikkel- en leerbudgetten, waaronder het zogenoemde STAP-budget en al dan niet door middel van een verruiming van de werkkostenregeling;
- vaste arbeidsovereenkomsten aantrekkelijker maken zodat dit weer de norm wordt, bijvoorbeeld door handhaving van het bestaande systeem waarbij werkgevers lagere premies betalen voor werknemers met een contract voor onbepaalde tijd (VVD), of middels een opslag op het minimumloon voor flexwerkers (D66).
Er zijn natuurlijk ook verschillen. Zo wil VVD verduidelijking van het wettelijke onderscheid tussen zzp’ers en werknemers om zodoende schijnconstructies beter te kunnen aanpakken, een versoepeling van het ontslagrecht onder gelijktijdige invoering van een hogere ontslagvergoeding na onterecht ontslag en een pensioen dat meebeweegt met de rest van de economie. D66 wil o.a. de werkgeverspremies voor de laagste salarissen verlagen, de AOW-leeftijd verhogen zodat het normaler en gemakkelijker wordt om na de huidige AOW-leeftijd te blijven doorwerken en een Nationaal Coördinator Discriminatiebestrijding aanstellen.
Conclusie
Hoewel de hervormingsvoorstellen uit het rapport van de Commissie Borstlap verder reiken dan de hierboven genoemde plannen, lijkt er desalniettemin sympathie te zijn voor de hervormingsvoorstellen. Bovendien zijn de twee grootste politieke partijen het op een aantal belangrijke punten eens met elkaar. Dat zou zomaar kunnen betekenen dat de komende regeringsperiode betekenisvol voor het Nederlandse arbeidsrecht gaat zijn. Het een en ander is echter mede-afhankelijk van de opstelling van de andere partijen in het komende kabinet. Hoeveel van de plannen daadwerkelijk zullen worden vertaald naar wetgeving is derhalve nog onzeker.